usa la cleta

usa la cleta

zondag 28 oktober 2018

Weerloos


Lang, slank, zo’n bos haar waar je eens lekker doorheen zou willen woelen. Jong, maar niet té. Grijs maar op een mooie George Clooney manier. Tikkeltje ondeugend, gulle lach, humor, een persoonlijkheid die de ruimte vult zodra hij binnen stapt. Ik hield hem voor de broer van de gastheer, ook al zo’n knapperd. “Heb je een relatie?” informeerde die, toen ik mijn boeltje verzamelde om ervandoor te gaan (mensen vinden dat een fijne geruststellende gedachte, dat je niet zo’n excentrieke einzelgänger bent). Ik antwoordde met een knipoog dat hij mijn telefoonnummer wel aan zijn ‘broer’ mocht geven.

Een dikke week later in het restaurant hadden misschien wat alarmbellen kunnen rinkelen, toen hij bleef doorzagen over het koloniale verleden van Europa en hoe ‘wij’ continenten leeggeroofd hadden. We aten onze steak en dronken onze wijn, maar een welgemeende toenadering wilde het niet worden. Voor de zekerheid betaalde ik mijn deel van de rekening, hij draaide voor de taxi op. Ik had me voorgesteld dat we romantisch naar een leuk restaurantje in de buurt zouden wandelen, maar hij had zijn zinnen gezet op zo’n toeristentrekpleister in Palermo.

Een bakje koffie lustte hij nog wel, voor hij naar huis ging. De taxichauffeur trok betekenisvol zijn wenkbrauwen op, maar hij geneerde zich blijkbaar niet voor deze oldest trick in the book… Ok, vooruit. Aan koffie zetten kwam ik niet toe, hij liet er geen gras over groeien. Mijn teleurstelling verbijtend liet ik het gebeuren, het kon wellicht nog een eenmalig pleziertje worden? Maar met een lijf dat niet warmliep voor zijn lompe bruuskheid, een bed dat kraakte en een huisgenote die elk moment wakker zou kunnen worden, liep het aan alle kanten spaak. Als klap op de vuurpijl kreeg ik ondragelijke pijn tijdens de daad, wat een abrupt einde maakte aan de bij voorbaat mislukte poging tot een aangenaam samenzijn. Ik wist niet wat me overkwam, kon niet normaal ademhalen, laat staan uitleg geven. Hij vermoedde een paniekaanval. Mijn diagnose was acute latex-allergie, of iets psychosomatisch uit weerzin tegen de hele situatie.

Eenmaal gekalmeerd, dacht hij de klus nog wel even te klaren. Moment waarop ik hem vriendelijk doch dringend verzocht het pand te verlaten. Vervolgens geen sjoege, terwijl ik nog dagenlang pijn had en besloot een gynaecoloog te raadplegen. Bij het verbreken van de radiostilte bleek meneer op zijn pik tere zieltje getrapt. Beschuldigde me van toneelspel, een dame van mijn leeftijd onwaardig. Bovendien was het initiatief van mij uitgegaan, in zijn ogen had hij recht gehad op een orgasme en niet op deze beschamende vertoning. Opgelucht dat ik in één avond de ware aard van het beestje had leren kennen, troostte mij de premature wetenschap dat hij niet overstroomde van empathie, emancipatoir inzicht, of emotionele intelligentie.

De allereerste vraag van de gynaecoloog was een verhelderend schot in de roos. Ja, ik was inderdaad zwaar aan de antibiotica geweest. Een week eerder moest mijn laatste verstandskies er uit. Ik had braaf de kuur afgemaakt, darmen en slijmvliezen waren volledig van hun natuurlijke flora gestript. Maar een persoonlijke kolonie eencellig afweergeschut, onze biologische beschermbacillen, zijn blijkbaar onontbeerlijk voor een potje goeie seks. Ik had mij en mijn intieme delen onbeschermd in het gewelddadige strijdgewoel van het geslachtsverkeer gestort. Weerloos waren we.

Buenos Aires, april 2015

vrijdag 4 augustus 2017

Dansen Leren Groeien

Dingen gebeuren wanneer de tijd er rijp voor is. Al hebben ze soms een duwtje in de rug nodig, of een ouderwetse schop onder de kont, al moet er wat schroom overwonnen worden, of wat moed verzameld; gebeuren gaan ze. Zo dwong ik mezelf de stoute schoenen aan te trekken toen een vriendin me onlangs uitnodigde voor een avondje milonga. Milonga’s! Vermaledijde dansoorden waar ik door mijn al mijn duistere tangodemonen geplaagd, van faalangst verwrongen, met het koude zweet op mijn rug duizend doden zal sterven.

“Joh, deze is buen de barrio”, verzekerde ze mij, een authentiek informeel buurtgebeuren. Vooruit dan maar. Vol goede moed togen we naar de plek des onheils, de milonga de la Uni (georganiseerd door CETBA, de Argentijnse tango-“universiteit”). Het geduchte danshol bleek een onschuldig ogende lagere school. In de gangen werden we aangekeken door kleurrijke tekeningen en ander vertederend kindervlijt. Tafeltjes en stoeltjes waren netjes aan de kant geschoven voor de beginnersles, muziek klonk uit de klaslokalen. De binnenplaats, overspannen met vlaggetjeslijnen in een dappere poging de hoge sterrenhemel af te schermen, was omgetoverd tot een enorme maar - dankzij de vlaggetjes - toch intieme dansvloer. In een hoek bracht een soort koek-en-zopie huisgemaakte versnaperingen en glaasjes prik aan de man. Dit alles van een hartverscheurende aandoenlijkheid die mijn laatste restje onzekerheid deed smelten.

Mijn vrees de tweekwartsmaat verleerd te zijn bleek ongegrond, mijn lichaam wist waarachtig nog hoe het moest. Zonder er verder bij na te denken stortte ik me vol vertrouwen in de armen van wie maar dansen wilde. Korte metten makend met mijn tangotrauma: op een avond liet een ervaren danser mij halverwege staan. Midden op de dansvloer! Ongehoord en onbeschoft, iedereen sprak er schande van. Dat je een tanda (ronde van 4 tango’s) niet afmaakt is tot daar aan toe, een slechte match zit in een klein hoekje. Maar eenmaal iemand uitverkoren, is het een kwestie van kiezen op elkaar en maximaal drie minuten imperfectie dulden, als het niveauverschil onoverbrugbaar is. Sindsdien leken alle passen me nodeloos ingewikkeld, de figuren ondoorgrondelijk, de muziek te melancholisch en van de omhelzing kreeg ik acuut een hernia. Voor sirtaki en salsa wilden mijn voetjes wel van de vloer, maar de tango was een gebed zonder eind.

Lichtjaren yoga later, nu houding en rug weer perfect functioneren en ik op vele manieren anders in mijn vel zit, is het kwartje ineens gevallen, het kunstje onder de knie. De tango is van een verzameling lastige danspasjes getransformeerd tot een razend interessant experiment, een gelukzalige aangelegenheid, een staat van persoonlijke groei. Ik dans intuïtief en maak me niet druk om moeilijke figuren. Mijn beperkingen ken ik, maar ze weerhouden me er niet van met volle teugen te genieten van mijn herwonnen bewegingsvrijheid. Als ik dans, houdt de wereld even op te bestaan en laat ik me met gesloten ogen meevoeren binnen de speelruimte van de muziek.

Dus nu is het hek van de dam. Ok, een beetje dan. Want tango is nachtwerk, en ik ben niet zo’n nachtdier. Stapje bij beetje breid ik mijn repertoire uit, met zorgvuldig geselecteerde locaties waar de sfeer me bevalt. De milonga de la Uni blijft favoriet. Toen we die bewuste avond wegliepen werd ons nageroepen: “volgende keer weer dames?”. Ik heb nog geen enkele maand gemist.


woensdag 2 augustus 2017

Todavía-no-tan-audaces tacones

La Glorieta de Belgrano... El nombre en si ya suena como una dulce promesa de volatilidades románticas de noches estivales. Momentos sublimes y un arsenal de sensaciones ofrece la milonga del elegante pabellón de música en el parque Barrancas de Belgrano. Para los bailarines y los espectadores igual, no todo el mundo viene a bailar. Los matices suaves de la música y las luces seductores tienen una atracción mágica para cualquier persona que esté cerca. Hay gente mirando y hablando, jóvenes echados en el pasto tomando mate, viejos comentando desde su banquito, niños jugando o bailando espontáneamente. El público forma parte del espectáculo, de la atmósfera de cuento de hadas. Más allá la vida continúa; tráfico, colectivos, el tren. Sin embargo, los sonidos llegan atenuados, como de otro mundo, otra realidad.

Las escaleras son la esclusa a otro universo. Sobre los escalones anchos los bailarines descansan, e intercambian sutilmente sus miradas de contacto, mientras que las mujeres recién llegadas cambian sus zapatos. Una vez subido las escaleras, la cartera se engancha a la rejería de hierro forjado. Casi un acto simbólico… liberado de su último lastre, hombros y brazos están disponibles para el abrazo llamado tango. El ambiente es acogedor e informal: no hay reservas, ni mesas, ni competencia por el mejor lugar. Al anochecer, un organismo creciente de cuerpos sincronizados llena la hermosa pista de piedra circular, que tantos pasos sostuvo. Todo parece admisible: una abigarrada colección de zapatos de tango, zapatos para caminar, chancletas, ropa de baile, ropa de calle, jóvenes, viejos (y aún más viejos), amigos, amantes, parejas, solteros, principiantes, intermedios, Argentinos, extranjeros, y más que nada todos los estilos de baile se lucen. Tango sin reglas, para todos, para el amor y para la diversión.

Ahora que voy más frecuente y disfruto de mis avances, llegó el momento de explorar más a fondo las milongas. Los jueves por la noche con música en vivo en La Viruta fueron un buen comienzo y al principio toda una experiencia. Pero la falta de progreso me desanimó. ¿O se estancó el desarrollo precisamente a causa de la baja frecuencia? De todos modos, siempre terminaba en la misma clase de ochos, con el resto de los torpes. Un círculo vicioso que ahora se está por romper. Bastante valiente digo, porque francamente el tango me inspira un poco de ansiedad. Sin suficiente experiencia, sin la confianza de que no voy a crispar inmediatamente y con la sensación de ser un elefante con dos piernas izquierdas en una tienda de porcelana, las milongas parecen lugares oscuros y temidos donde únicamente estaré invadida por todos mis demonios de tango.

Hasta anoche, en la Glorieta. Brilla esperanza en el horizonte para las almas de tango principiantes. No es que soy directamente la heroína. Antes de que llegara mi compañero de baile y que pude ponerme mis todavía-no-tan-audaces-tacones ya me tocó la suerte de un primero "¿Bailas?". Los utilicé como pretexto, los zapatos…. Antes de que ellos se dejen guiar por cualquier galán ya estarán desgastadas las suelas. Momento perfecto para dejarme calzar un par más atrevidos.



(Esta columna fue publicada en la revista de tango holandesa “La Cadena” en diciembre del 2010 bajo el título "Nog-niet-zo-stoute schoenen". La traduje ahora para celebrar mi vuelta al abrazo del tango en los últimos meses).

woensdag 21 december 2016

Jong van geest

Ze komt naast me zitten bij Histologie en tekent een hartje in mijn collegeschrift. In de pauze vraagt ze of ze me dat weekend saxofoon heeft zien spelen bij een straatfestival. Onbekend als ik ben met de meisjes-geheimtaal teken ik geen hartje terug, hoe lief en mooi ze ook is. Moet haar zelfs dubbel teleurstellen, de getalenteerde rockbabe die zij in mij dacht te herkennen ben ik ook al niet.

Evengoed ben ik een vriendinnetje rijker, en word uitgenodigd haar verjaardag te komen vieren op het kapitale familielandgoed. Ik kondig aan wanneer mijn bus arriveert en word zaterdagmiddag netjes opgehaald bij het busstation van Baradero. Er heerst grote consternatie, tweelingzuslief heeft de auto van pa en ma ergens in een weiland geparkeerd. Op z’n kop.  Wonder boven wonder is er alleen materiële schade, maar de schrik zit in de benen - samen met wat restjes alcohol en drugs van de vrijdagavond, toen de feestvreugde al tot ongekende hoogte steeg. Nu het gezelschap compleet is zijn we met een man of veertig, misschien meer. We eten pizza van de parilla, en helpen dapper mee de traumatische ervaring onder de tafel te drinken.

Als iedereen aftaait blijk ik de stoelendans om een slaapplaats met glans verloren te hebben. Meer gasten dan bedden, elk beslaapbaar plekje wordt benut. Zonder het te weten beland ik op de kamer van haar voltallige voetbalteam en begrijp al snel waarom daar nog niemand lag: deze luidruchtige jongedames zijn niet moe. Nog lange niet… Nachtrust is voor mietjes en voor oude wijven - zoals ik. Stoïcijns maar met de staart tussen de benen glip ik gauw weg.

De handdoek wordt echter niet zomaar in de ring gegooid. "Je bent toch niet voor één gat te vangen Van Grootheest? Je hebt toch zeker voor hetere vuren gestaan? Om, die mentale knop!" In dezelfde flits van een seconde waarin ik mezelf streng toespreek, kom ik op een lumineus idee. Buiten staat een enorme trampoline. Cama elástica, op z’n Spaans. Ha! Met een triomfantelijke grijns op mijn smoel maak ik me klaar voor de nacht. Ik kruip met kleren en al in mijn slaapzak en krul me op, een zacht briesje houdt de muggen koest. Het feestgedruis lijkt steeds verder weg en een gelukzalige rust komt over mij. Toegedekt door een immense sterrenhemel voel ik me één met het universum. Diep en droomloos is mijn slaap, niets deert mij deze nacht.

Door zonnestralen gewekt ben ik als eerste op. Na een paar baantjes in het zwembad voel ik me energieker dan ooit. Het voetbalteam en de rest van de jongelui werken gaandeweg de dag wat katers weg. We genieten een lange lome zondag van de goede dingen des levens. In de boomgaard zijn de perziken rijp en we mogen er plukken zoveel we kunnen voor we huiswaarts keren.

Thuis wacht mijn al even jonge huisgenoot, op zonverbrande huid en fiere verhalen. Hij tekent een hartje in mijn open geest. Oh zoete zoete zomer...



Het weekend in Baradero vond plaats op 23 en 24 nov. 2013. Mijn studievriendinnetje is dit jaar op uitwisseling in Brazilië. We waren elkaar een beetje uit het oog verloren maar door de internationale uitwisseling voelt ze zich meer dan ooit met mij en mijn manier van leven verbonden. Bij haar vrienden en het damesvoetbalteam verwierf ik eeuwige roem door prinsheerlijk op de trampoline te gaan slapen.

zaterdag 27 februari 2016

Media gaucha

Salir a cenar en un lindo resto en Palermo Soho con un nuevo pretendiente: 54 años, divorciado, 2 hijos, economista y terrateniente. Dejarte agasajar. Escucharle preguntar "¿te gustan los chicos?". No ahogarse con el vino, respirar profundamente. Pensar en los ejemplares de 27 que te persiguen en los boliches, que se te acercan con el morro abierto para llenarte la boca con su lengua después de bailar tres pasos o intercambiar tres palabras. Abandonar tu primer pensamiento, intuir que este galán no está preguntando por tu experiencia con su competencia, sino que quiere palpar si estás dispuesta a actuar como vientre para gestar su segunda camada. Reírse con uno mismo por el malentendido y las asociaciones totalmente contradictorias que alberga la palabra chicos. Sonreir, formular una respuesta diplomática, perdonarle su intento de tratar holgadamente este delicada tema entre plato principal y postre. A pesar de la inminente incompatibilidad intentar alguna relación con el tipo. Darse cuenta que 20 años de matrimonio no garantiza saber cómo complacer una mujer en la cama. Darle tiempo y cierto grado de clemencia. Aceptar su invitación para ir al campo un buen día. Almorzar lechón de la parilla en la casa humilde de su encargado y familia. Escuchcar el suspiro de alivio cerca de la mesa cuando se advierten que a “la extranjera" le gusta - como Dios manda! - comer con sus manos si el menú trae carne con hueso. Disfrutar de su hospitalidad tan pura y sencilla. Al atardecer hacer la ronda con tu compañero y el encargado. Pedirle al joven gaucho permiso para montar su caballo. Seguir con la inspección montada, admirar los potreros, preguntar sobre las pasturas, los cultivos y el manejo de las tierras. Galopar, sentir el aire, el viento, la libertad del espacio abierto. Volver, terminar la jornada rural con un tinto en la intimidad de un fuego enorme en el living de la estancia. Hablar de las esencialidades de la vida. Volver a Capital contenta. Unos días después, escuchar qué había opinado el encargado de ti: "media gaucha la Holandesa". Entender orgullosamente feliz que mejor halago no existe al sur del Río de la Plata.

Rosas, Provincia de Buenos Aires, 25/9/2012

woensdag 17 februari 2016

Goede vooroordelen

Vaste denkpatronen, wie is er niet groot mee geworden? We koesteren allemaal zo onze stokpaardjes en bezondigen ons van nature aan hokjesdenken. Plakken overal een etiketje op om de boel een beetje overzichtelijk te houden. Groeperen, generaliseren en categoriseren besparen een hoop tijd en denkwerk, maar reiken ons onderbewuste ook impliciete en cultureel bepaalde stereotypen aan. Vooroordelen zijn van alle tijden, Erasmus bijvoorbeeld schreef er in 1506 al over in zijn Lof der Zotheid. Daarin drijft hij de spot met de manier waarop alle mensen, ongeacht rang of stand, hun eigen belangen najagen en de buitensporige kortzichtigheid waarmee zij oordelen over elkaar.

Zotheid is het anno nu nog steeds, als men niet gehinderd door enige kennis een prefab oordeel velt. Een stuitend voorbeeld daarvan vernam ik via mijn ouders. Zij krijgen regelmatig de vraag of ik niet ontzettend eenzaam ben, ver weg in Buenos Aires, “omdat daar natuurlijk niet zoveel Nederlanders wonen hè?”. Hou toch op zeg. Er wonen inderdaad niet zoveel medelanders, maar wel heel veel “buitenlanders”. Een slordige 2,8 miljoen (13 miljoen als je de voorsteden meerekent). Ook wel Argentijnen genaamd. En raar maar waar! Je kan met ze praten, ze zingen, vechten, huilen, bidden, lachen, werken en bewonderen. Poepen en plassen doen ze ook, ze hebben sex, krijgen kinderen... het zijn net mensen.

Laatst las ik dat de mens de enige diersoort is die met onafzienbaar grote aantallen niet gerelateerde individuen vreedzaam kan samenleven. Overschrijdt dat aantal een bepaald maximum, dan voelt dat voor velen blijkbaar toch lichtelijk unheimisch. Deze karakteristieke verdraagzaamheid ten spijt, laat de mens zijn denkbeelden waar het de categorie “buitenlander” (hoe ongenuanceerd wil je het hebben) betreft vooral door de beruchte onderbuikgevoelens leiden. Onbekend maakt onbemind en die angst voor vreemdelingen is een voortreffelijke voedingsbodem voor de hardnekkigste vooroordelen. Eén “vreemd’ling zeker, die verdwaald is zeker” wordt met open armen ontvangen, liefst met een troep Zwarte Pieten in zijn kielzog. Maar in ons tolerante (?) landje mag het tegenwoordig in de krant als een inspraakavond over een AZC niet op relletjes uitdraait. Er worden varkens in bomen gehangen, en vrouwelijke sprekers worden in reactie op een gematigd relaas uitgejouwd met “daar moet een piemel in”. Voodoo van de koude grond, weerzinwekkend kuddegedrag van een opgeruide meute, bekrompenheid waar je het plaatsvervangend benauwd van krijgt.

Vraag eens aan iemand die de term “buitenlanders” graag bezigt hoeveel mensen hij/zij eigenlijk kent uit die rubriek. Doorsnee antwoord: een glazige blik. Maar het kan ook anders. Mijn zwager werkt al jaren voor het COA, bij verschillende asielzoekerscentra, en zit boordevol verhalen. Grappige anekdotes over de dagelijkse beslommeringen van leren leven in een ander land, bevlogen uiteenzettingen over integratie en de bijkomende complicaties, ontroerende verhalen over tegenslag, verlies en verdriet en de uiteindelijke overwinning daarvan. Als hij het heeft over de enorme hoeveelheid vrijwilligers en de hulpvaardigheid van zo velen, besef ik dat er ook een weldenkend deel der natie bestaat. Een deel dat zich bewust is van zijn denkpatronen maar bereid is tot verder kijken, verdieping, medemenselijkheid. En voor wie nog niet overtuigd is van de noodzaak van goede vooroordelen, is er Ali B. Als we The Economist mogen geloven is de rapper, cabaretier en nationale knuffelmarokkaan Neerlands hoop in deze bange immigratiedagen (zie artikel The fly Dutchman, november 2015). Een dampende portie Je suis Ali B als remedie tegen vreemdelingenhaat en cliché.

woensdag 27 januari 2016

Violeta

“Ik heb geen talent voor onderdanigheid” – deze beroemde uitspraak van Belle van Zuylen (Nederlandse schrijfster 1740-1805) komt spontaan bij me op als ik Violeta in een paar woorden zou moeten typeren. Ze komt uit Peru, maar woont met haar moeder Angélica en haar zoon Ariel in Argentinië. Dit is haar verhaal.


Thuis

In Lanús al Oeste, in de provincie Buenos Aires woont ze. Aan de arme zuidkant van de stad, waar toeristen en buitenstaanders niets te zoeken hebben. Of het moeten wat verdwaalde voetbalfanaten op bedevaart zijn, want in het ziekenhuis van Lanús zag in 1960 Diego Maradona het levenslicht. Verder is er niets wat Lanús mogelijkerwijs op de kaart zou kunnen zetten. Een gemiddeld provinciestadje dat tegen grote zus Buenos Aires aangeschurkt ligt. Krottenwijken, parkjes, laagbouw en treurige winkelstraten wisselen elkaar af. Het buurtcomité heeft de spandoeken met de beste wensen voor de feestdagen en het nieuwe jaar alvast laten hangen voor volgend jaar. Uithangborden en winkelgevels die moedig de tand des tijds hebben doorstaan, verkondigen hun door de felle zon gebleekte boodschappen uit lang vervlogen tijden. Als een geliefde lappenpop die te vaak gewassen is lijkt uiteindelijk alles dezelfde grauwe kleur te hebben. Hier woont ze omdat ze hier voor hetzelfde geld – of minder – een echt huis kan betalen, ze vertikken het om met z’n allen in een kamertje te hokken in het centrum. Het betekent verder reizen om in de stad te komen, maar ook een menswaardiger bestaan. Violeta heeft het er graag voor over. Ze houdt er sowieso niet van om er veel op uit te gaan, ze is het liefste thuis aan het werk.

Het huis lijkt op het eerste gezicht vooral erg onvoltooid – de bovenste verdieping oogt hol en ongastvrij en bestaat slechts uit kaal beton waar de wapening hier en daar uitsteekt. Als je door de lange donkere gang naar achter loopt kom je echter toch in een “echt”huis, na een binnenplaatsje waar de wasmachine staat, een woonkeuken met grote ronde tafel, 2 slaapkamers, een eenvoudige badkamer. Het is niet heel erg groot maar het is een thuis. Vanaf het binnenplaatsje bereik je met een trapje het naaiatelier van Violeta, waar ze gezeten tussen lapjes, ritsen, bandjes en klossen garen in alle kleuren van de regenboog, potten met gespen, nagels, metalen decoraties en merkjes, tassen naait. Terwijl we praten, werkt ze door, dat was de voorwaarde voor het houden van een interview. De opdrachtgevers zijn streng en ze kan het zich niet veroorloven te laat te leveren. Deze keer een order van 250 toilettasjes à 2,50 peso per stuk. Dagenlang achter de naaimachine, als het moet tot diep in de nacht, om 625 peso’s te verdienen (ongeveer 125 euro). En deze week voor het eerst alleen, zonder haar ex-vriend en compagnon Sergio. Ze heeft hem juist vorige week de deur uit gezet. Hij vertrok met 2 van de 4 naaimachines waarin ze samen geïnvesteerd hadden. “Best moeilijk” zegt Violeta met gevoel voor understatement terwijl ze voor de zoveelste keer de draad nat maakt, in de naald steekt en handig een volgend tasje in elkaar stikt.


Droom

Haar grootste droom is een eigen tassenlijn beginnen. Naaisters in dienst te nemen, zelf de touwtjes in handen hebben, de commerciële kant goed regelen en er een bloeiend familiebedrijf van maken. Helaas heeft haar zoon er nog geen oren naar. Voetballer worden, dat is alles wat hij - net als al zijn leeftijdgenoten - wil. Hij is 14, traint hard en doet het vooralsnog erg goed. Hij komt juist thuis als ons interview afgelopen is, een sportieve jonge knul met een leuk koppie. Hij heeft hard getraind en komt, zoals altijd, binnen met een rammelende maag. Het enige waar Violeta haar werk voor onderbreekt is zijn eten klaar maken, lekker even moederen over haar opgroeiende puber. De laatste keer dat ze zich echt gelukkig voelde, was de dag dat hij promotie maakte van de 9e naar de 8e divisie. Zijn droom heeft ze ook de hare gemaakt, zolang die droom maar telkens een stapje dichterbij de werkelijkheid komt is ze een gelukkig moeder. Zijn opvoeding is echter haar grootste dilemma. Ze loopt soms hele dagen te piekeren: of ze niet teveel eisen aan hem stelt, of juist te weinig; hoe ze kan zorgen dat hij slaagt in het leven; hoe ze hem kan geven wat ze zelf nooit gehad heeft in haar jeugd; of het wel goed is dat hij net als zij opgroeit zonder vader. Niet dat ze daarom zomaar een man in huis komt, daarvoor kent ze het klappen van de zweep inmiddels iets te goed. Hoe moeilijk beslissingen over haar gevoelsleven ook zijn, bij twijfel is het antwoord nee. Want voor twijfels heeft ze geen tijd. En mocht ze verliefd worden op iemand die Ariel en de plaats die hij in haar leven inneemt, niet voldoende erkent en accepteert, dan is de keuze gauw gemaakt.

Wat relaties betreft heeft Violeta uiteindelijk precies het leven gekregen dat ze in haar jeugd voor zich zag. Ze dacht nooit veel aan de toekomst, groeide niet op met een bepaald ideaal in haar hoofd. Als ze toch aan de toekomst dacht of erover droomde, dan zag ze zichzelf altijd alleen. Ze dacht niet aan trouwen, aan kinderen, een gezin. Ze stelde zich voor dat ze in alle rust zou werken als journaliste of advocaat. Wat haar carrière betreft liep het echter allemaal wat anders dan gepland…

Gelukkige jeugd

Als kind was ze gelukkig. Ze woonde samen met haar oma in Chepén, in het noorden van Peru. Als veelbelovende leerling ging ze graag naar school. Op haar 13e/14e was ze al klassenoudste, 2 jaar jonger dan gebruikelijk. Een beetje een rebelse meid was ze, en absoluut niet op haar mondje gevallen. Op school sprak ze vrijuit, ook tegen docenten, op het brutale af soms maar vaak ook om onrechtvaardigheden aan de kaak te stellen. Toen aan één van haar docentes eens gevraagd werd of ze geen dochter zou willen, antwoordde ze ”de hemel beware me dat ze er zo uit komen als Howard (Violeta) want dan verdrink ik mezelf!” Naast haar school werkte ze voor een radioprogramma voor de lokale omroep, waar ze elke dag een dialoog met een andere doelgroep verzorgde. Zo was ze op jonge leeftijd al goed bezig voor een eventuele toekomstige carrière als journalist. Ze kreeg veel aanmoediging van familie en van de mensen in het dorp. Er waren altijd “flores para mi” zegt ze. Aan de andere kant moest ze echter leren leven met een vader die niet van haar hield, wie het niets kon schelen wat ze deed of hoe ze zich voelde. Een gelukkige jeugd, maar met gebreken.


Vader

Familierelaties zijn vaak erg ingewikkeld in Zuid-Amerika. Mannen hebben kinderen bij 2 à 3 verschillende vrouwen waarmee ze niet getrouwd zijn, en zo heeft iedereen halfbroertjes- en zusjes, extra ooms en tantes en familieleden die eigenlijk nauwelijks familie genoemd kunnen worden. Heel gezellig allemaal maar ook heel verwarrend. Zo noemde Violeta de oma bij wie ze in huis woonde tijdens haar jeugd “mama”, terwijl het niet eens haar echte oma was maar een oudtante (een tante van haar moeder). Angélica werd als klein kind door haar ouders meegenomen naar haar familie aan de kust. Ze werd zonder pardon achter gelaten bij haar ooms en keerde nooit terug naar haar geboorteplaats. Vanaf haar 12e werd ze misbruikt door één van haar neven (die toen een jaar of 30 was) en op haar 15e raakte ze zwanger van hem. Terwijl er van een officiële verbintenis nooit sprake zou kunnen zijn – hij was al getrouwd - werd Violeta geboren. Ze wist wel wie haar vader was maar groeide op zonder vaderfiguur in haar leven. Tijdens haar schooltijd was er in het dorp een man die haar af en toe vertelde dat hij haar vader ging bezoeken. Violeta gaf hem dan telkens brieven voor haar vader, brieven vol boosheid en verdriet en verwijten, over hoe slecht en onverantwoordelijk hij was en dat hij schuldig was aan hun aller ongeluk. Later begreep ze dat die man nooit echt naar Lima ging en dus haar vader nooit ontmoette. Ze vermoedt dat hij vond dat ze een uitlaatklep nodig had voor haar verdriet, dat hij haar op deze manier wilde helpen. Uiteindelijk heeft ze echter nooit meer aan hem kunnen vragen wat nou precies zijn beweegredenen waren.


Oma

Haar oma was dus moeder en vader tegelijkertijd. Samen woonden ze in een enorm huis aan de kust. Neefjes en nichtjes kwamen graag spelen in het grote spannende huis, maar Violeta hoopte altijd dat ze snel weer weg zouden gaan. In plaats van kabaal maken en verstoppertje spelen met z’n allen was ze liever rustig alleen thuis met oma. Veel van haar wijsheden heeft ze van haar geleerd: hoe je de mensen tegemoet treedt en dat zwijgen goud is. In Peru is de relatie met familie en grootouders ontzettend belangrijk, vooral de oudere generatie is de spil, de belangrijkste pijler van de familie. Verzinnen “wat we met oma doen”, wat we aan moeten met de oudere generatie, is iets wat Violeta niet begrijpt in de Argentijnse samenleving. De oudere generatie speelt een cruciale rol in de opvoeding van de kleintjes en is dus juist onmisbaar. Ze herinnert zich nog goed hoe ze eens 2 soles (Peruaanse munteenheid) stal onder uit de naaimachine, waar oma haar geld bewaarde. Die telde echter van dag tot dag precies uit wat ze te besteden had. Oma kwam normaal nooit naar school, dus Violeta begreep direct dat ze gesnapt was toen oma verscheen. Ze kon slechts bekennen dat zij de dief was geweest. Nog jarenlang moest ze bij alles wat zoek raakte haar oma’s beschuldigingen en beschimpingen verdragen, hoe vaak ze ook bezwoer onschuldig te zijn. Voor oma was ze de “ladrona”(dief) geworden. Iets stelen heeft ze nooit meer in haar hoofd durven halen. Oma hoopte dat Violeta bankbeambte zou worden, of liever nog: advocaat. Want, zei oma: “ze houdt nooit haar grote mond”. Haar lieve oma die-eigenlijk-geen-oma-was, overleed toen Violeta 15 was.


Moeder

De relatie met haar moeder was ingewikkeld. Als haar moeder om de paar dagen thuis was, kon ze maar aan één ding denken: “wanneer gaat ze alsjeblieft weer weg?” Angélica was erg streng, schreeuwde tegen haar en sloeg haar. Verplichtte haar soms ’s avonds laat nog huiswerk maken terwijl ze al niet meer kon. Ze was erg goed in volleybal maar mocht het niet meer spelen van haar moeder. Teveel zondigheid in korte rokjes. Naar het eindbal van de middelbare school mocht ze evenmin. Haar 15e verjaardag (voor vele Zuid-Amerikaanse meisjes net zo feestelijk en belangrijk als hun bruiloft) werd een vrome aangelegenheid met vrienden en bekenden van de kerk. Geen dansfeestje maar religieuze gezangen en gebed. Violeta zegt achteraf gezien alles te begrijpen, dat Angélica handelde in naam van haar religie en daadwerkelijk het beste met haar voor had. Alles, op één ding na: het volleybalverbod zal nooit en te nimmer op haar clementie kunnen rekenen.

Om haar moeder te plezieren ging ze studeren in Lima. Niet de door haarzelf ooit begeerde studie journalistiek, maar Informatica. Puur toevallig, omdat ze op een dag in Lima een foldertje in haar hand geduwd kreeg. Wat de toelatingseisen voor journalistiek waren is ze daarna nooit meer gaan verifiëren. Daar had ze geen tijd meer voor. Overdag werkte ze in een papierfabriek, ’s nachts moest er gestudeerd worden en soms ging ze stiekem uit dansen. Haar moeder werkte in die tijd bij een zeer invloedrijke familie en samen woonden ze bij hen in huis in een prachtige wijk van Lima. Violeta reed vaak met de heer des huizes, de broer van de toenmalige minister van Onderwijs van Peru, mee naar huis in zijn gepantserde wagen met kogelvrij glas en bodyguard. Ze kan zich nog goed de grote ogen van haar studiegenoten en haar eigen verrassing herinneren, toen ze voor de eerste keer van college werd opgehaald, en haar auto met chauffeur aangekondigd werden. Haar studie – hoe kon het ook anders – liet ze echter al gauw weer vallen.


Zakenvrouw in Peru

Via een tante kwam ze in de handel terecht. Levensmiddelen kopen en verkopen, en een beetje marge zien te maken. Ze deed haar best en behaalde resultaten. Een succesvolle rijstverkoper wilde met haar trouwen. “Sla je je vrouw” vroeg ze op een onbewaakt ogenblik. “Als ze niet doet wat ik zeg” was het antwoord. Er werd dus niet getrouwd. Haar volgende vriend hielp haar in de handel, al had hij het zakeninstinct van een vlo. Zijn ouders waren iets gewiekster en belazerden haar. Trots als ze is kon ze de schande niet verdragen tegenover haar familie en ze wilde weg. Ze benaderde de Amerikaanse ambassade, de Canadese, de Mexicaanse en de Braziliaanse. De eerste drie boden een te lange wachttijd voor een visum, ze wilde onmiddellijk vertrekken. Brazilië moest het worden. Ze had zelfs alle inentingen al gehaald maar bleef toch een beetje huiverachtig om naar Sao Paulo te vertrekken, met zijn criminaliteitsreputatie. Toen de taxichauffeur die haar naar het vliegveld bracht, Argentinië als mogelijkheid opperde, veranderde ze van gedachten. Een visum zou ze niet nodig hebben. En Spaans was toch gemakkelijker dan Portugees. Dus kocht ze een ticket bij Aerolineas Argentinas. “God paste op mij” zegt ze nu over die beslissing. Ze belde Angélica om een koffer te brengen met haar beste kleren. Haar moeder kwam met de koffer en volledig over haar toeren naar het vliegveld. Violeta gaf haar wat kalmeringsmiddelen maar vertrok evengoed dezelfde avond nog, samen met haar vriend. Zo kwam ze, min of meer toevallig, in Argentinië terecht. En nu zit ze hier, achter haar naaimachine in haar werkplaats in Lanús, en naait rustig door terwijl ik ontelbare vragen op haar afvuur.


12 ambachten 13 ongelukken

Eenmaal in Buenos Aires braken er zware tijden aan. Na een weekje strijken in een stomerij voor 20 peso’s per dag, werd ze direct ontslagen. In de schoenenfabriek, waar ze vervolgens zolen stanste voor 280 peso’s per maand, hield ze het wat langer vol. Met overuren erbij lukte het om ongeveer 500 peso’s verdienen. Na de huur van haar hotelkamer, om maar niet op straat te slapen, bleven er dan 100 peso’s over om van te eten. Een aanbieding voor een vast dienstverband sloeg ze af omdat de arbeidsvoorwaarden niet goed genoeg waren. In haar volgende baan, als schoonmaakster op een accountantskantoor, begon ze te beseffen wat het betekent om immigrant te zijn. De andere schoonmaaksters spraken niet met haar. Als zij gezamenlijk pauze namen, vroegen ze haar niet mee en ze lieten hun tassen nooit onbeheerd bij haar achter. Pas na een jaar kreeg ze wat aansluiting met de rest. Het accountantskantoor had veel valse BV’tjes, Violeta kon de schamele 150 peso’s die ze er per week verdiende, aanvullen met 250 peso’s extra in de maand, in ruil voor strikte geheimhouding en het gebruik van haar telefoonnummer. Ze moest dan wel altijd opnemen met de naam van het bedrijf in plaats van haar eigen naam, maar zo hoefde ze minder te werken en kon ze af en toe thuis blijven om voor haar zoontje te zorgen. Want inmiddels was ze dus toch zwanger geworden, ondanks alle goede voornemens om nooit met een man in zee te gaan. Ze had de vader van Ariel leren kennen in de tijd dat ze zich erg alleen voelde en depressief was. Hij woonde in hetzelfde hotel, was taxichauffeur en naar later bleek, ook gokverslaafde. In het begin was hij altijd heel lief tegen haar en ze voelde zich niet bij machte om nee tegen hem te zeggen. Later pas kwamen zijn problemen aan de oppervlakte, hij stal geld van haar, zodat ze soms geen melk kon kopen voor Ariel, of de huur betalen. Ook sloeg hij haar regelmatig en de ruzie liep zo hoog op dat ze een keer een blijf-van-mijn-lijfhuis gebeld heeft. Toch bleef ze volhouden, omdat ze Ariel niet mee zou kunnen nemen naar een opvanghuis en er was niemand anders die voor hem zou kunnen zorgen. Pas toen ze jaren later, geholpen door een vriendelijke werkgeefster, haar DNI (Argentijnse identiteitsbewijs/visum) had, voelde ze zich sterk genoeg om hem eindelijk het huis uit te schoppen, na 8 jaar huiselijk geweld. Het vriendelijke gezin verhuisde, Violeta kon niet mee en moest weer op zoek naar werk. Dat vond ze bij een bedrijf voor promotiematerialen. De eigenaresse zorgde ervoor dat ze voor het eerst in haar leven wit kon werken en maakte haar afdelingshoofd. Helaas was er nog een cheffin boven haar, die iedereen het leven zuur maakte. Violeta had intussen Sergio leren kennen en maakte plannen om zelf tasjes voor promotiematerialen te gaan maken. Van een Boliviaanse bekende leerde ze in een paar maanden het vak (onbetaald) en ze schaften een paar machines aan. Na de cheffin eens even flink de waarheid verteld te hebben pakte ze haar biezen. Onlangs belde een collega uit die tijd, die een zaak aangespannen had tegen de vrouw. Of Violeta wilde getuigen in ruil voor een deel van het smartegeld. Ze besloot niet mee te doen, voelde zich niet haatdragend genoeg om ouwe koeien uit de sloot te halen. Haar ex-collega kreeg 120.000 peso’s toegewezen van de rechter, voor de onomstootbaar aangetoonde en geleden psychische schade.

En zo kwam Violeta in haar eigen werkplaats annex naaiatelier terecht, waar ze voorlopig haar dagen zal slijten. De enige uitspatting die ze zichzelf toestaat is dromen van een bezoek aan Peru. Voor altijd terug gaan is niet haar bedoeling, maar een vakantie naar familie, vol herinneringen en nostalgie, daar spaart ze nu voor. Zolang Ariel nog niet volwassen is wil ze er echter voor hem zijn en voor hem zorgen. Soms schrijft ze gedichten over hem. Hij is nog zo jong en nog zo kwetsbaar. Hij moet leren zijn evenwichtigheid te bewaren, minder ongeduldig te zijn en niet altijd impulsief te reageren. Ze hoopt hem alles bij te brengen wat ze zelf geleerd heeft: te leven zonder angst, in de zekerheid dat ze onder alle omstandigheden (over)leven kan, altijd weer uit de as zal herrijzen hoe verzengend het leven ook is; dat met toewijding alles mogelijk is wat een mens mocht willen. Ze is onafhankelijk en trots. Ze is dan wel immigrante maar eentje die altijd met opgeheven hoofd de ander tegemoet treedt. Ze meet zich geen verontschuldigende houding aan, accepteert het niet als mindere behandeld te worden. Ze steekt haar mening nog steeds niet onder stoelen of banken. Belle van Zuylen zou trots geweest zijn…

"Violeta" schreef ik in 2011 voor Worldof30.org (een in 2011 opgericht internationaal platform waar vrouwen tussen de 26 en 36 jaar hun levensverhalen en -ervaringen konden delen).